Het fantastische leven van Martijn

Aflevering 18 Schalkhaar

January 15, 2023 Terry de Roode Season 1 Episode 18
Het fantastische leven van Martijn
Aflevering 18 Schalkhaar
Show Notes Transcript

In deze aflevering verdiepen David en Terry zich in  de jongen jaren van Martijn . Ze gaan samen naar het dorp Schalkhaar, Terry spreekt met haar basisschoolvriendinnen en dorpshistoricus Herman vertelt over het dorp in de jaren 70 en 80.

De podcast Het fantastische leven van Martijn bestaat uit 21 delen. De podcast is een De Roode Productie. De opname, redactie, samenstelling en montage deed Terry. David Paul was naast mede-interviewer ook sparring partner. Eric maakte de muziek, het sounddesign en deed de eindmontage. Wouter ontwierp het logo, de foto is van Tobias Arhelger | Dreamstime

Wil je iets aan ons kwijt? Mail naar podcast@deroodeproducties.nl

Aflevering 18 Schalkhaar

Welkom terug bij de Podcast Het fantastische leven van Martijn, een zoektocht naar een verloren vriendschap.

 In deze aflevering gaan David en ik naar Schalkhaar, spreek ik mijn basisschoolvriendinnen en vertelt dorpshistoricus Herman over het dorp in de jaren 70 en 80.

Want, voordat we ons richten op het laatste stuk van Martijns leven, de laatste jaren in Brussel en vervolgens Dublin wil ik toch ook graag terug naar onze kindertijd. Als ik aan vroeger terugdenk, aan mijn vroege jeugd in het dorp Schalkhaar dan komen er warme herinneringen terug aan een mooie en eenvoudige tijd. Wellicht romantiseer ik het teveel. Want in onze puberteit vonden we het saai en wilden we de wijde wereld in. En door al dat graven in het verleden en de gesprekken over de thuissituatie van Martijn ben ik ook gaan twijfelen aan vroeger. Was het eigenlijk wel zo leuk en onbezorgd? 

.

Daarom neem ik David op een zondag mee naar Schalkhaar, om dichter bij die tijd uit ons leven te komen. Natuurlijk is het dorp ook veranderd, maar in de kern lijkt het nog steeds op vroeger. We rijden als eerste naar onze oude basisschool. 

 

D: het is een heel rustige omgeving, een kerkje. Hier heb je de hele basisschooltijd met Martijn doorgebracht. 

T: ja, we liepen altijd samen naar school. We zaten ook altijd samen bij elkaar in de klas. We hadden dacht ik wel twee klassen van een jaar. En zoals dat echte hoorde bij een katholiek dorp zie je hier dus links van ons de basisschool, aan de overkant staat de kerk en door de bomen kan je het nu niet zien, maar daar staat ook het café. Dus wij gingen ook met school vaak naar de kerk voor kerstviering, paasviering.

D: maar ben je echt heel gelovig opgegroeid.

T: nee. Ik denk dat onze ouders heel erg gelovig zijn opgegroeid en wij kregen dat mee. En ik moest in ieder geval tot aan, zeker tot aan de middelbare school, moest ik altijd mee naar de kerk. Daar was geen discussie, dat moest ik op zondag mee. Maar het was ook niet gelovig bij ons thuis dat alles in het teken van het geloof stond. Maar we bidden bijvoorbeeld wel voor het eten. Maar op een gegeven moment zei mijn moeder, nou dat ga ik niet meer doen, dat vind ik zo’n onzin. Dat was een soort halve huwelijkscrisis met mijn vader. 

Die tijd was natuurlijk ook wel heel anders. Alle moeders waren thuis, die werkten niet. En alle vaders die waren aan het werk. En je hoefde heel weinig huiswerk te maken, zeker op de lagere school dus je was gewoon altijd vrij. 

D: ja, want ik zie hier wat kindjes spelen. Gebeurde... Deden jullie dat ook op zondagen op het schoolplein?

T: ja, we speelden heel veel hier op het schoolplein. Rolschaatsen, hinkelen, Maar wat we ook deden was gewoon op de fiets naar de buitenkant van het dorp, waar je een kolk had, en we hielden heel erg van Playmobil en Martijn had heel veel Playmobil.

D: en wat voor kinderen waren Terry en Martijn?

T: Martijn was eigenlijk als jongen een outsider in die klas. Mogelijk speelde hij wel met andere kinderen, maar daar heb ik geen herinnering aan. Ik had een aantal vriendinnen op de lagere school en Martijn en ik waren heel veel samen, juist omdat we buurkinderen waren en dezelfde interesses hadden. Ik denk dat wij meer van fantasiespellen hielden en dus van die Playmobil waar we uren mee konden spelen. We deden gewoon wat er van ons gevraagd werd. Ik denk dat ik een vrij braaf kind was, ik denk dat Martijn ook een braaf kind was. 

D: was het leven leuk?
T: ja, ik vond het leven toen wel leuk.

D: we rijden nu naar het huis, met de schuur achter in de tuin.

T: wacht even, ik ga even parkeren.  Nou, ik denk ehm..., het ziet er echt heel anders uit dan dat het er toen uitzag. 

D: in dit huis ben je opgegroeid. Hoe moet ik dit zien. Of is dit het huis van Martijn?

T: we staan nu voor het huis van Martijn en dat raam linksboven dat een beetje open staat, dat is de slaapkamer van Martijn. Verder achter in die tuin, daar lag die schuur, die een prominente rol in onze jeugd heeft gespeeld, want daar stond namelijk een oude DAF van denk ik de moeder van Martijn, daar speelden we heel veel in. Dan zaten we net als jij en ik nu in de auto zitten, zaten we dus te spelen in die DAF. En dan hadden we allerlei avonturen in de DAF. En later was dat de schuur waar we stiekem ’s avonds dus afspraken om een blowtje te roken samen met Hans.

D: want... even voor mijn helderheid, waar is dan jullie huis.

T: dus hier achter ons, rechts achter ons, ligt ons oude huis. En dat ziet er eigenlijk nog wel hetzelfde uit, behalve dan dat het ander kleurtje heeft gekregen.

D: in ieder geval is het niet echte een Jip en Janneke tuin waar je doorheen kruipt bij elkaar. 

T: nee, daar stonden toen ook allemaal struiken, dus we konden ook niet via die kant, dus we moesten echt omlopen. Dus ik liep echt via de stoep, liep ik naar Martijn toe.

D: ok, en altijd achterom.

T: ja, altijd achterom. En ik was daar zo kind aan huis, en Martijn was bij ons ook zo kind aan huis, we gingen altijd achterom. 

 

D: waarom vond je het fijn om mij hiermee naar toe te nemen?
T: nou, ik denk dat het ook wel goed is dat je een beeld krijgt om te zien hoe die huizen eruitzien. Kijk, je ziet hier tegenover het huis van Martijn en mij zie je dat mooie witte gebouw. Naast dat gebouw, daar zie je nu een parkeerplaatsje maar dat stuk was vroeger de moestuin van mijn vader. En hier speelden wij ook heel erg veel. Dus of we hielpen mijn vader mee met de moestuin. En daar achterin stonden twee kersenbomen en daar klommen we altijd in. Ik heb ook zo’n herinnering dat we daar een keer op een zaterdag een kuil hebben gegraven, die hebben we vol met water laten lopen en dat was onze wormen kweekvijver. Dus gingen we allemaal wormen opvissen en die gingen we dan in die vijver gooien. En dat soort hele fijne herinneringen, dus dit is eigenlijk een hele relaxte idyllische rustige plek. Eigenlijk is dit een heel fijn dorp, een heel mooi groen fijn dorp.

D: inderdaad als ik hier ben en om mij heen kijk en naar jou luister, dan klinkt het niet als een arme jeugd. Klinkt het als soms misschien een klein beetje zwaar, maar eigenlijk klinkt het als een veelbelovende jeugd voor twee veelbelovende levens.

T: ja en ik denk dat Martijn zeker een heel veelbelovend leven in het vooruitzicht had. Maar ik denk ook wel dat je hier dus een stukje aanraakt van hoe het er aan de buitenkant ook uitziet. En hoe relaxed en hoe goed het er om je heen ook uitziet, als je als kind niet gezien wordt of je wordt niet geliefd of je mag niet zijn wie je eigenlijk bent, dan doet dat er eigenlijk niet toe.

D: zag jij Martijn, om wie hij was?
T: ik denk het wel. Ik denk ook dat dat de puurheid is die je als kind hebt. Wij als volwassenen kunnen dat misschien beter benoemen, Je vindt het fijn om met elkaar te spelen, omdat je iets met elkaar hebt, maar ik denk dat wij de rust vonden bij elkaar om in ieder geval in die fantasiewereld te leven en op te groeien. 

 

Ik vind het leuk om weer terug te zijn in het dorp, maar alle herinneringen zijn gekleurd door de tijd. Daarom spreek ik af met mijn oude basisschoolvriendinnen Emily, Mieke en Yvonne. Mogelijk hebben zij concretere herinneringen. We hebben een hele leuke middag en heel wat bij te kletsen en ook nu heb ik mijn fotoalbums van toen weer bij me

 

Y: oh deze hier, van die brave meisjes. Martijn staat hier ook wel weer heel schattig op, vind je niet? 

Allen hahaha

Y: zo’n lief koppie he 

T: hebben jullie überhaupt uit de lagereschooltijd herinnering aan Martijn. Speelde je met hem of niet of...

 

Dit is Mieke

M: klein en jong, dat is wat ik in mijn hoofd heb. Hij was heel klein voor mijn gevoel, maar ik weet niet of dat zo is. En hij was met jou altijd, jullie waren altijd met z’n tweeën.

Dit is Yvonne

Y: ik ben volgens mij, voor zover ik weet, een keer bij hem thuis wezen spelen.

Y: maar wat we precies ondernomen hebben, geen idee. Dat weet ik niet meer, nee

T: nee. 

En dit is Emily

E: ik weet het ook niet, maar hij kwam inderdaad wel bij meisjes thuis

Y: hij speelde veel bij meisjes.

E: dat viel dan achteraf wel op. 

 

Y: ik weet ook nog wel dat mijn moeder mij toen ophaalde en in mijn beleving heeft zij heel lang nog met de moeder van Martijn toen zitten praten ook over het feit dat hij veel met meisjes speelde. Ik heb mijn moeder gevraagd maar dan kan zich het niet meer herinneren. Ik denk misschien weet zij ook nog wat. 

E: ik kan het ook niet meer vragen, want ze is overleden dus anders had ik misschien ook kunnen vragen wat voor jong het was, maar ik weet wel dat hij gewoon heel aardig was en voor de rest ... En dat we samen op de boerderij wel speelden en volgens mij nog eikels rapen of zo, dat we gewoon hele simpele dingen deden, maar dat was gewoon voor hem al bijzonder. 

Allen: hahaha

Ja, dat kan ik me nog herinneren. En verstoppertje spelen bij ons altijd. Dan was er een verjaardag, maar dan gingen we gewoon verstoppertje spelen 

M: ja

E: en dat was het dan.

T: ja

E: en dat vond dan iedereen geweldig

Y: ja 

E: en pannenkoeken eten en dat was het.

Y: dat was dan het feestje

M: bij iedereen was dat zo

Y: ja 

E: mijn moeder organiseerde ook niets. Je moest zelf maar gewoon buitenspelen, dat moest je zelf maar verzinnen

T: ja, grappig he, hoe anders die tijd was. 

M: waar ik wel naar benieuwd zou zijn, want wie waren nou de bepalende jongens binnen onze klas, he

Y: maar had hij wel wat met jongens? Ik denk dat hij eerder naar de meisjes toch trok

T: ik zou ook denken dat ie 

M: helemaal niets met de jongens had

Allen: nee

 

Na de lagere school gaat Mieke naar dezelfde middelbare school als Martijn en ik, het GGC, in Deventer. 

 

T: zaten jullie bij elkaar in de klas op de ...

M: nee, we zaten niet bij elkaar in de klas

T: nee

M: we zaten op een best wel kakschool, nou niet best wel kakschool, het was gewoon een forse kakschool. En we zagen er ook wel wat anders uit, ik had altijd een spencer van mijn vader aan, dus dat lubberde lekker uit

Allen: hahaha

M: en Martijn had altijd hele strakke broekjes aan en dan waren vaak met patronen of strepen, rood, zwart of met blokken patronen. Die waren toen enorm in. Zwart, witte, een beetje punkachtige, 

T: ja, dat kan ik me herinneren

M: Madness achtige punk.

Y: ja

M: dit is ook die jas, dit is echt kenmerkend. 

T: dit is jaren ‘80

M: zo heb ik hem in mijn hoofd

T: en die zeep, he, in je haar

M: zeep. En die bretels

Y: ja

M: er was altijd een hele discussie over zeep in je haar of over bier. Er waren ook mensen die het met bier deden.

T: oh met bier? Oh

 

We kijken naar een foto van Martijn waar hij 17 jaar is. Hij is slank en heeft een strakke blauwe spijkerbroek aan met bretels. Hij draagt een witte blouse, die tot boven is dichtgeknoopt, daarover een zwarte trui of spencer met een lage hals en een lange grijze winterjas, die losjes openhangt. Zijn korte asblonde haar staat rechtop, dat komt door de zeep of anders het bier wat we in ons haar deden. Hij draagt geen bril en heeft een vrolijke, guitige blik in zijn ogen. Hij leunt met zijn handen in zijn jaszaken tegen de deur van mijn slaapkamer in het ouderlijk huis. Dan vertelt Mieke een minder leuke herinnering.

 

M: het was een schoolfeest, maar het beeld wat ik daarbij heb en waar ik toen ook van schrok, was dat Martijn te grazen genomen werd, want hij was best wel ielig. Het was een ielige jongen was het. En werd geduwd en er werden dingen gezegd en ehm... is dat het... hij liet het gebeuren, bood geen verzet. En... zo lijdzaam liet ie zich alle kanten op duwen, zeg maar.

T: ja

M: dat ie gewoon niet, dat het... alsof het gewoon zo hoorde of zo. Het was natuurlijk helemaal niet heel lang en het was ook niet heel... maar dat beeld van iemand die met zich laat sollen, dat vond ik echt gewoon heel eh...  Ja

T: ja

 

Dit incident roept bij mij herinnering op aan vroeger bij Martijn thuis. Hans wilde met enige regelmaat met Martijn stoeien. Soms daagden Hans en hun vader elkaar of Martijn uit met wat trekken, duwen, stompen of hielden elkaar of Martijn in de houdgreep. Het was best lijfelijk en ik vond het ongemakkelijk, maar de toon was niet grimmig. Er werd ook luchtig over gedaan. Omdat ik geen broers heb, had ik ook geen referentiekader. Martijn liet het gebeuren, gaf dan aan dat hij wilde dat het stopte en meestal stopte het dan ook. Hij praatte er verder niet over, maar als ik aangaf dat ik het ongemakkelijk vond, dan wuifde hij het weg. 

Door dit onderwerp komt Emily op hoe er gedacht werd over homoseksualiteit in onze jeugd.

 

E: maar ik denk ook, vroeger was dat gewoon ook niet zo. Psychische hulp en er was schaamte bijvoorbeeld, ook voor als je homo was, denk ik. Dat was echt allemaal

Y: maar wat jij zei, was het in jullie groep toch niet echt een ding.

M: ik denk dat het ... nee

E: bij ons was het toch wel heel erg gelovig, zeg maar, en dan was dat toch allemaal een beetje nou ja, taboe, 

Y: dat hoort eigenlijk niet.

E: dat was niet normaal. 

Y: nee

E: maar dat werd ons zo een beetje bijgebracht, maar goed. Niet dat ik daar wat mee deed natuurlijk, maar ja, kijk. Als hij ook in zo’n gezin is opgegroeid, dat weet je niet, he. 

T: zijn moeder die was bij de plattelandsvrouwen

E: ja, zie. Dan kende ze mijn moeder ook wel heel goed. 

T: ja en zong in de kerk

E: de kerk was wel heel belangrijk 

T: ja

E: en volgens mij waren ze wel gewoon heel gelovig. 



 

 

 

Eerlijkgezegd weet ik niet meer hoe gelovig het bij Martijn thuis was. Mogelijk speelde het geloof wel een grotere rol in hun gezin dan bij ons thuis. Ik herinner me in ieder geval dat Martijn in de pubertijd niet meer naar de kerk ging, daarin trokken we gelijk op. 

Wat ik ook heel intrigerend vind is, waarom zei Martijn later tegen Hein, Adri en Tineke dat hij in een gereformeerd gezin is opgegroeid. Waarom zou hij daar een ander verhaal van hebben gemaakt? Ik verwacht niet dat ik daar een antwoord op krijg, maar het boeit me wel, net als de geschiedenis van het dorp Schalkhaar. Waar komen Martijn en ik nou eigenlijk vandaan?

Vandaag ga ik daarom naar Herman en Mieny Sonneberg, zij zijn de oude slager uit het dorp en Herman houdt sinds zijn pensioen het dorpsarchief bij. Een paar weken geleden heeft hij me Dvd’s gestuurd. De oude beelden van het dorp roepen een nostalgisch gevoel op. Beelden van een braderie, het festival Schalkhaar Alive maar ook de schillenboer die langs de huizen ging om groente en tuinafval op te halen voor de varkens. Er zijn zelfs beelden van de oude molen die stond op de plek waar later mijn ouderlijk huis is gebouwd. Het huis naast dat van Martijn.

We spreken af op een zaterdagmiddag en ik rij via een oude weg het dorp binnen. 

 

T: maar toen kwam ik over de Croddebrug kwam ik binnen

H: je meent het. Nu ook?

T: ja, net. Ik kwam net binnen. En toen was de manege was helemaal weg. 

T: want waar is de manege gebleven nu dan? Of is er geen manege weer?

H: die is opgeheven. 

T: oh die is helemaal weg. Nou ja goed, ik kwam op die manier het dorp binnen. Voor mij voelt het inmiddels ook als een hele andere tijd. Als ik terugdenk aan de jaren 70...

H: ja, als je dat zo schetst van toen en je komt nu de Croddebrug hier het dorp in, ja, dat is niet te vergelijken.

T: nee. Mijn ouders zijn in 64 getrouwd. Die zijn direct op de Laarmanskamp komen wonen

H: ja

T: en dat was toen dan denk ik een nieuwbouwwijk. Ik heb geen idee hoeveel mensen er dan in die jaren ‘60 ’70 in Schalkhaar woonden, hoe groot dat dorp was. 

H: ja, dan moet ik een schatting gaan maken en even kijken, hoeveel foldertjes hadden we nodig. Nou een honderd of drie, nou, dan kan je aan gezinnen denken.

T: ja. En hoeveel zouden er nu wonen? Tis nu ook een deel...

H: nu 5500. Geen woningen natuurlijk, inwoners. Ja, ongeveer

T: ongeveer, want het is nu ondertussen deel van Deventer, toch?

H: ja, dat klopt ja.

T: ik had het gevoel vanuit mijn vader, dat het best een hechte gemeenschap was.

H: ja, daar raak je me zeer. We hadden twee toneelverenigingen, een carnavalsvereniging. We hadden een muziekvereniging, die hebben we dan nog, maar dat is een ooievaar op ene poot, als je begrijpt wat ik bedoel. Volleybal, bestaat ook niet meer. Ja, dat is opgegaan in een groter iets en dat is Deventer geworden. We hadden een gemeenschapshuis.

M: het Haarhuis.

H: het Haarhuis. Dat heeft het dorp zelf bij elkaar gebracht, met veel gemeenschapszin. Ja, dat is foetsie.

T: ja

H: cafés, die hebben we niet meer. 

T: nee?

H: nee, we verstedelijken. En dat vind ik als oude, als geboren en getogen Schalkhaarder toch wel jammer.

T: ja, dat kan ik me ook wel heel erg voorstellen. Want mijn herinnering is ook dat juist dat er een soort ziel in het dorp zat, in ieder geval het stuk...

H: mooi woord, ja

T: ja, er zat echt een ziel in en dat voelde je ook. Misschien omdat mijn vader zo’n echt onderdeel was van de gemeenschap en die voelde zich ook heel erg thuis hier en zette zich ook op allerlei manieren in. 

T: er is ook een keer zo’n wielerronde geweest. 

H: ja, daar was ik winnaar

T: echt waar? 

H: ja, maar goed. Dan hadden ze de gekkigheid, wereldkampioenschap paalzitten, wereldkampioenschap kruipen. 

T: oh die kan ik me niet herinneren.

H: ja, kruipen, op het voetbalveld. Die hadden op het voetbalveld, hoe haalde je het in je hoofd. De gekste dingen haalden ze uit. Dat was toch schitterend en dat was het dorp.

 

T: voor mijn gevoel zat ik gewoon heel erg in een katholiek dorp en ik weet niet of dat klopt. Was het een katholiek dorp? 

H: ja, eigenlijk wel. Het was zo’n, nou hang me niet aan de juiste cijfers op, maar zo’n 70% uit die tijd dan 60, 70 % was katholiek, denk ik.

T: ja

Ga ik even een heel eind terug en dan kom ik 

T: ja

H: naar het heden. Heel lang terug, mijn vader, die was slager van zijn vak, kwam de pastoor, die kwam met kerstmis en die zei Sonneberg, jij, 100 gulden. Daar moet je 10 pakketten van maken, vleespakketten en die moet je naar die en die en die brengen. En wat was het geval. Er waren er 8, 7 of 8, die katholiek waren en 3 of 2 die protestant waren. Verhouding in het dorp, die kregen een vleespakket van de pastoor, van de parochie. Ga ik terug, kom ik in deze tijd, dan is het nog wel ergens zo. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat als de boeren slachten, dan kwam het lekkerste deel, kwam naar de pastoor toe. Dat ging dan vanuit de melkbus, zo heette dat. Ja, dat was, de boerengemeenschap, waar je moeder vandaan komt. Vroeger was het zo, de burgemeester, notaris, pastoor en dan kreeg je een hele poos niets en dan kreeg je het klootjesvolk. 

T: ja

H: maar toen de Laarmanskamp gebouwd werd, die werd gebouwd door de Deventer kring van werkgevers, toen kreeg je veel meer een gemêleerdere samenstelling van het dorp. Toen had je katholiek, protestant, andersdenkenden, toen kreeg je veel meer... Toen werd het dorp wat het nu is. Dus die mensen die in Deventer werkten, die kwamen hier wonen.

T: ja

H: de ouders bemoeiden zich wel het dorp, maar de jeugd die voetbalden bij UD, die bleven daar voetballen, of Daventria...

T: ja, jullie ken dus ook mijn ouders ook, met name mijn vader, denk ik. Kenden jullie de ouders van Martijn ook

H: Ruud, de vader, ja eigenlijk, nee.

M: voetballen?
H: nee, ik heb hem nooit op voetbal gezien 

T: nee.

H: Ruud zag je niet zoveel, maar Ans die was toch wel binnen in de gemeenschap actief

T: ja, ja

H: en toen kwam het, we hoorden wel, ja, met de zoon was wel iets, iets aparts, maar daar werd verder niet over geroddeld of gepraat. Tenminste niet dat ik me.… waar u mee bezig bent, echt niet. Nooit geen roddels over gehoord, nooit niet. 

T: nee, ik denk ook dat ze dat dus heel erg, ook dat binnenshuis hebben gehouden

H: ja, dat moet wel.

T: eh... maar ehmm

H: Ja, een Sallander is terughoudend, geen proater, een doener. Beslist. En Salland, dat is omvangrijk. Je vader was ook Sallander, hoor en je moeder ook, want Raalte is eigenlijk het middelpunt van Salland. Moet wel gevraagd worden, willen we graag doen, maar ja, dring ik me niet op. Laat ik het maar zo zeggen.

T: oh, ja grappig. 

H: kan je volgen wat ik bedoel?
T: maar is dat Sallands om een beetje afwachtend te zijn, niet op te dringen enne...

H: ja, dat vind ik wel.

H: maar de gemeenschap was hier wel zo. Ik heb jaar of 4, 5, als de kamer met reces, de tweede kamer met zomerreces ging, de BBQ verzorgd. De burgemeester komt bij mij en toen zei hij, moet je dit jaar weer naar Den Haag toe. Ik zei, ja, dat is wel de bedoeling. Zou ik niet meekunnen? Ja, ik zeg, ja, dan moet je wel, die bewuste dag om 5 uur aan de winkel zijn. Nou, dat was geen punt. Wie komt daar, de burgemeester komt. De burgemeester met een sjaal van Diepenveen, in de kleuren van Diepenveen, een paraplu van Diepenveen en die ging mee naar Den Haag toe. Ik bedoel dat heeft ook met de gemeenschapszin te maken, want een burgemeester die met de dorpslager meegaat... ja. 

T: dat vind ik nou echt van die typische humor, zeg maar. Dat zou ik dan misschien wel typisch Sallands noemen. Ja een beetje, je kan er natuurlijk een heel mooi gewichtig verhaal over houden, belangrijk doen. Nee, gewoon

H: ja, dat nuchtere. En nu serieus, ja, een dorp dat krijgt toch wel iets wat het voorgedaan wordt. 

T: ja, dat denk ik wel. 

M: ik vind wel dat je jezelf mocht zijn

T: ja? 

M: ja

H: ja, dat is goed ja

M: in die tijd mocht je niet werken

T: nee

M: dat was toen, dan was het afgelopen als je ging trouwen

T: ik denk dat u wel werkte, he?

M: ik mocht assisteren

T: ja, maar mijn moeder mocht ook van mijn vader echt niet werken

M: maar dat mocht ik ook niet, maar ik deed het wel.

Allen: hahaha

M: en dat heb ik nooit zo gevoeld dat ik hier toch aan het werk ging.

T: je werd dus niet zeg maar met de nek aangekeken of er werd niet over je geoordeeld als je dus iets deed wat eigenlijk niet hoorde of

M: nee, helemaal niet

T: nee, dus eigenlijk echt een open minded dorp

M: ja, vond ik wel. En nog.

H: 200 jaar geleden was het dorp hier een heidevlakte. Toen kwam er een pastoor ... en die zette er een kerk neer en toen werd er een huis bijgebouwd, dus dat groeide met de pastoor mee. En toen was het dorp nog een heel klein dorp hoor. Toen werd het al open. Dus ik denk dat het uit de kerk ging. Klinkt misschien gek, dat ik de kerk erbij haal, maar we hebben hier altijd hele erge... het woord progressieve mag ik in dit geval wel gebruiken... Ja en dat dorp, paste zich toch wel aan naar de geestelijkheid. Dat was vroeger gewoon, dat rijke Roomse leven, dat woord ken je wel. 

T: ja

H: ja, dat was toch wel echt zoals de pastoor deed voorkomen, zo was het. 

T: wat ik wel heel leuk vind, is dat ik dat gevoel, en dat kreeg ik al door dat filmpje, kreeg ik dat gevoel van het dorp weer meer terug. Misschien dus ook omdat ik een vader had die zo in de gemeenschap stond, misschien dat het daardoor voor mij ook wel heel erg leuk, ja een goede oude tijd is.

H: ja maar je vader was net zo ongeveer als ik was hoor, echt

T: ja

H: de Sallandse humor, daar kon je ook een lekker pilsje mee drinken

T: ja, ja

H: geen bla bla of weet ik veel. Nee, echt zoals het was. 

 

De informatie van Herman zet me aan het denken, er zit inderdaad verschil in de achtergronden van onze ouders. Mijn ouders komen van de boerengemeenschap uit de buurt van Raalte. Mijn moeder mocht als tiener bij grote uitzondering naar de Mulo, wat nu de mavo heet in plaats van de huishoudschool en mijn vader heeft net wel of net niet de Mulo afgemaakt. Martijns vader daarentegen heeft HBS gedaan, een voorloper van het atheneum hij was een belezen en geleerde man en hij groeide op in de stad Deventer. 

Eenmaal thuisgekomen bel ik David direct op om hem bij te praten over het gesprek met Herman en Mieny, maar ook omdat ik nog iets bijzonders heb gevonden in het appartement van mijn moeder.

 

T: je weet dat ik met Herman had afgesproken, die dorpsarchiefman. 

D: mmm

T: het was echt heel grappig alsof je... want mijn vader is natuurlijk al een tijd, is al meer dan 10 jaar geleden overleden. Dus het was net alsof ik weer eh... bij mijn vader eh... ja ... in dan die setting van Schalkhaar. 

D: oh wat grappig.

T: ja

D: dus je voelde je weer helemaal thuis?

T: ik voelde me helemaal thuis, want hij had dus ook dezelfde soort humor als mijn vader. Ik ben helemaal gelukkig. Ik ben helemaal...

D: ben je iets wijzer geworden of eh...

T: en ja... wat ja, dus wat ik wijzer geworden ben is eigenlijk voor mezelf een bevestiging van hoe eenvoudig en hoe rustig die tijd was

D: mmm

T: en in een keer voelde ik ook een soort scheiding van ja, zou het zijn omdat mijn vader zo een gemeenschapsman was en Martijns vader die zich juist terugtrok uit het dorp. 

D: ja 

T: Zou het kunnen zijn dat dat dus het nu uit elkaar gaat... Maar toen later dacht ik, ja nee wat volgens mij grappig is, is dat Martijn eigenlijk ook een gemeenschapsman was hè Als je dus later hoort hoe die dus bij die andere mensen was en bij die nieuwe mensen en hoe gezellig en onderhoudend en ik kreeg ook zo'n herinnering terug. Mijn vader die was een enorme fan als het ging om schaatsen en toen mochten wij altijd mee naar de schaatswedstrijden als ze eenmaal in Nederland kwamen. 

D: wat leuk!

T: ja, superleuk, maar ik weet mijn vader zat dan op de bobo tribune, maar daar zaten alleen maar hele serieuze volwassen mensen te schrijven van die ronde 
D: en te berekenen

T: ja, te berekenen en zo. En dat wilde Martijn en ik op een gegeven moment niet meer. Zeiden we, nou we willen niet meer op die bobo tribune dus toen had mijn vader dan voor ons kaartjes on de bocht geregeld, zodat we dan zeg maar tussen die feestende massa 's konden staan en zo

D: oh, wat leuk!

T: maar ja, dat deden we dus ook 

D: maar dat moet hij leuk gevonden hebben. 

T: weet je dus... dus ik denk eigenlijk toch ook wel dat Martijn een ontzettende gemeenschapsman was en die dus hè dus in die zin ook, ja echt wel in dat dorp thuishoorde

D: wat was het nieuws? 

T: we hebben het appartement van mijn moeder opgeruimd, dat weet je hè dat mijn moeder die woont nu in een verzorgtehuis

D: ja ja

T: ik heb iets gevonden wat eigenlijk onmogelijk is. Ik heb namelijk de huifkar van de Playmobil van Martijn gevonden in de, waar ze sinds 2010 woont.

D: wat heb je gevonden, ik ... 

T: de huifkar van Playmobil!

D: oh de huifkar, ik verstond het niet. 

T: de huifkar. Ik heb hem hier voor me. Dat is toch bizar. Ik ging samen met mijn zusje, waren we dat appartement aan het leeghalen en dus we stonden in die kelder en toen vonden we dat oude speelgoed en toen zei ik tegen mijn zusje ik nou, huh hoe kan nou die huifkar van Martijn hier staan. En toen vroeg ik aan haar, is hij dan van jou geweest, heb jij dan ook die huifkar gekocht. Zij zei zelfs van nee, Martijn had dat sheriff bureau en al die die paarden en die cowboys en zo en deze. Ik heb echt zo'n gevoel van dit kan helemaal niet. Dit is gewoon onmogelijk. Het is gewoon onmogelijk.

D: fantastisch. 

T: het voelt een beetje alsof er een attribuut door de tijd is gereisd en nu zomaar bij mij terecht is gekomen.

D: Het is een teken van Martijn

T: gek hè? 

 

Dan word ik totaal onverwachts gebeld door meester Boerkamp uit groep 5. Ik krijg een rode kleur, begin te stotteren en het lukt mij niet om nu, 40 jaar later te tutoyeren en hem bij zijn voornaam te noemen. Ik blijf u en meester zeggen.

Ik had een tijdje geleden een mail gestuurd naar mijn oude basisschool. Meester Boerkamp vertelt dat hij mijn mail doorgestuurd heeft gekregen en vandaag zijn gedachtes over Martijn heeft laten gaan. Hij heeft een paar dingen opgeschreven. Hij beschrijft Martijn als een altijd vrolijk en zachtaardig kind. Hij herinnert zich dat Martijn altijd even contact met hem zocht voordat de schooldag begon en ook dat Martijn altijd met de meisjes was, dat paste ook bij zijn karakter. Op mijn vraag of hij zich weleens zorgen maakte over Martijn of Martijn een getroebleerd kind vond, antwoordt meester Boerkamp kort maar krachtig: nee.

Ik vind het een mooi antwoord om deze aflevering over Schalkhaar mee te eindigen.

 

In de volgende aflevering van Het Fantastische leven van Martijn bereid ik de reis naar Dublin verder voor en spreek ik Jacqueline over de laatste periode in Brussel 

 

 

T: ik denk dat hij bij het vertrek bij GroenLinks dat dat dan ongeveer zijn laatste baan is geweest? 

J: nee, hij heeft nog een keer een baan gehad, bij de Green European Foundation.

T: ok ja

J: ja, ik heb Martijn destijds aanbevolen voor de GEF, ja